Opdracht van de week: Vandaag sta ik in mijn eigen kracht, ook als het even tegenzit
Vandaag was alweer de derde speelronde van Playing for Success. Deze en komende week kunnen de kinderen verder werken aan hun leerdoel(en). Het domein motivatie staat ook deze week nog centraal. Om hier ook thuis en op school aan te kunnen werken kunt u de opdracht van de week met het kind bespreken. Wat betekent de opdracht van de week? Waar heeft het mee te maken? (doorzetten) Op welke momenten kan je hieraan werken? Zo kan een kind, bij een moeilijke opdracht, tegen zichzelf zeggen: “Ik kan het” of: “Ik ga het proberen”. Wanneer het dan nog niet lukt, mag het kind altijd om hulp vragen. Hiermee leert het kind zijn/haar eigen verantwoordelijkheid te nemen en leert het dat het niet erg is wanneer iets moeilijk is. Een compliment geven wanneer een kind doorgezet heeft, bevordert het zelfvertrouwen en leert hem/haar om met moeilijke situaties/dingen om te gaan.
Spelers op bezoek
Vandaag was het de bedoeling dat er twee spelers langs zouden komen: Thomas Verheydt en Hugo Wentgers. De spelers zouden aan het eind van de middag komen, waardoor wij voldoende tijd hadden om vragen voor ze te bedenken. Voordat de spelers komen, wordt met de kinderen besproken wat open en gesloten vragen zijn.
Eerst oefenden we met de kinderen met het stellen van gesloten vragen d.m.v. het spel ‘Wie ben ik?’
Wie ben ik?
Door vragen aan elkaar te stellen moesten de kinderen er achter zien te komen welk dier ze waren. De vragen moesten alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord worden.
Daarna gingen de kinderen aan tafel hun vragen voor de spelers bedenken. Dit moesten vooral open vragen zijn. Vragen als: ‘Wat is je lievelingsclub?’ en ‘Hoe voelt het om te scoren?’ werden in het groepje bedacht. De kinderen wilden alles weten. Dit blad werd alvast klaargelegd voor het moment dat de speler bij het groepje aansluit.
Vervolgens werd ‘Ren je Rot’ gespeeld. De kinderen en spelers worden in drie groepen verdeeld. Met elkaar moeten ze op zoek naar vragen die verspreid in de ruimte liggen. De kaarten liggen omgekeerd en door elkaar heen, zodat de kinderen niet kunnen zien waar de vragen liggen. Ieder groepje begint met het zoeken van een andere vraag en tellen vervolgens door. Van tevoren wordt met het team overlegd in welke volgorde de kinderen gaan rennen. Om beurten gaan de kinderen op zoek naar het nummer van hun vraag en zodra ze deze gevonden hebben, onthouden ze deze vraag en ‘nemen’ ze deze mee naar hun groepje. Daarna is het de bedoeling dat de kinderen met elkaar overleggen over het antwoord. De volgende mag pas rennen op het moment dat het antwoord is opgeschreven. Het antwoord kan opgeschreven worden door een begeleider, maar ook door een kind uit het groepje.
Dit spel is bij de kinderen bekend, omdat ze dat de eerste speelronde ook al hebben gedaan en dus bekend zijn met de werkvorm.
Omdat de spelers andere verplichtingen hadden, is het niet meer gelukt om de kinderen hun vragen te laten stellen aan de spelers. Wel mochten ze op het veld nog met beide spelers op de foto!
Wist u dat?
- Santi vandaag ziek was?
- Liam heel blij was dat hij naar de wedstrijd van ADO Den Haag kan?
- Abigail haar haren anders deed?
- Perle het kwaliteitenspel heeft gedaan?
- Efsa veel antwoorden van Ren je Rot wist?
- Noah een snelle rekenaar is?
- Asra haar t-shirt het liefst in haar broek stopt?
- Kerim even zonder sokken zat?
- Nithin een pen kan laten staan?
- Dewran behulpzaam was?
- Ecesu nog niet weet wat ze in de vakantie gaat doen?
- Yunus zijn teamgenoten aanmoedigde?
- Sevval heel hard kan rennen?
Voor de foto’s van deze speelronde klik hier