Opdracht van de week: Vandaag neem ik de uitdaging aan
Vandaag de eerste keer Playing for Success voor de kinderen van De Gantel en Het Avontuur. Enthousiast en met veel zin kwamen de kinderen de bus uit. Iedere speelronde staat er een opdracht van de week centraal. De opdracht van de eerste speelronde was: Vandaag neem ik de uitdaging aan! Het kennismaken staat hierbij centraal. Wat doe je als je met iemand kennis maakt? Welke vragen stel je aan iemand die je nog niet zo goed kent? De kinderen die vandaag bij Playing for Success zijn geweest, kennen vaak wel de kinderen van hun eigen school; hoe maak je kennis met de kinderen van de andere school? Zo kun je iemand een hand geven en jezelf voorstellen. Daarnaast kan je wat vragen stellen om de ander beter te leren kennen. Voorbeelden hiervan zijn: Hoe heet jij?, Op welke school zit jij?, In welke groep zit je?, Wat doe je graag in je vrije tijd?, enz. Deze vragen konden de kinderen vandaag aan elkaar stellen, maar kunnen ze ook in iedere andere situatie, waarin ze terecht komen, stellen. Een compliment geven wanneer het is gelukt om aan iemand een vraag te stellen, vergroot het zelfvertrouwen en zorgt ervoor dat het kennis maken met een onbekende niet ‘eng’ of ‘raar’ hoeft te zijn. Wie gaat de rest van de week de uitdaging aan?
Deze speelronde begonnen we met een rondleiding. De kinderen moesten goed opletten, want de informatie hadden ze ook weer nodig bij het spel wat we aansluitend deden: ‘Ren je Rot’. Bij de rondleiding mogen de kinderen een kijkje nemen achter de schermen bij ADO Den Haag
Later deze dag krijgen de kinderen vragen die betrekking hebben op de verschillende ruimtes die bij het stadion horen. Het is dan aan de kinderen om op te letten en te kijken in welke ruimte ze zijn en wat er over deze ruimte verteld wordt. Daarnaast krijgen de kinderen ook de gelegenheid om hun eigen vragen te stellen. Voordat de kinderen aan de opdracht beginnen, krijgen ze de opdracht mee om ook elkaar vragen te stellen om elkaar beter te leren kennen. Tijdens deze opdracht wordt gewerkt aan de taalvaardigheid (spreken, luisteren, schrijven) van de kinderen. Ook het stellen van vragen staat bij deze opdracht centraal. Gedurende de opdracht wordt door de begeleiders gekeken naar de houding van de kinderen tijdens deze opdracht: Tonen ze initiatief tijdens het overleg of zijn ze juist afwachtend? Maken ze uit zichzelf een praatje met iemand? Stellen ze eigen vragen aan degene die de rondleiding geeft? Blijven de kinderen gedurende de opdracht bij de groep en wat doen ze met de tips die ze van de begeleiders krijgen?
Na de pauze gingen we aan de slag met de opdrachten ‘Ren je Rot’ en ‘Parachute’.
Ren je Rot
Deze opdracht deden we buiten. Met elkaar moeten de kinderen op zoek naar vragen die verspreid te vinden zijn. De kaarten liggen omgekeerd en door elkaar heen, zodat de kinderen niet kunnen zien waar de vragen liggen. Van tevoren wordt met het team overlegd in welke volgorde de kinderen gaan rennen. Om beurten gaan de kinderen op zoek naar het nummer van hun vraag en zodra ze deze gevonden hebben, onthouden ze deze vraag en ‘nemen’ ze deze mee naar hun groepje. Daarna is het de bedoeling dat de kinderen met elkaar overleggen over het antwoord. Het volgende kind mag pas rennen op het moment dat het antwoord is opgeschreven. Het antwoord kan opgeschreven worden door een begeleider, maar ook door een kind uit het groepje. Voordat ze op zoek gaan naar de volgende vraag, krijgen ze de opdracht om een korte beweegactiviteit uit te voeren. Gedurende de opdracht wordt door de begeleiders gekeken naar de houding van de kinderen tijdens deze opdracht: tonen ze initiatief of zijn ze juist afwachtend? Hoe verloopt de samenwerking en het overleg en wat is de rol van het individuele kind hierin?
De Parachute
De Parachute is een groot rond doek waarmee je allerlei leuke oefeningen kunt doen. Bij deze oefening staan de kinderen in een kring en houden het doek vast. Vervolgens wordt met de kinderen besproken welke windkracht er is en moeten de kinderen luisteren naar de windkracht die genoemd wordt. Hoe hoger de windkracht, hoe harder het doek gaat wapperen. Behalve het wapperen moesten de kinderen ook nog opletten of hun kleur genoemd werd. Wanneer dit het geval was, moest je onder het doek naar de overkant kruipen. Met de kinderen wordt daarna ook een “tent” gemaakt. Er wordt afgeteld van drie naar een en dan zetten de kinderen een grote stap naar voren en trekken het doek over zich heen en gaan er vervolgens op zitten. Als iedereen mee werkt, is er van de buitenkant een tent te zien. Tot slot wordt met de kinderen linksom en rechtsom een rondje gerend, waarbij de kinderen wisselend alleen rechts of links het doek vast houden.
Het kennismaken en samenwerken staan tijdens deze opdracht centraal. Gedurende de opdracht wordt door de begeleiders gekeken naar de houding van de kinderen tijdens deze opdracht: tonen ze initiatief of zijn ze juist afwachtend? Wat is het stemvolume van het kind bij het noemen van de windkracht? Welke houding neemt het kind aan op het moment dat hij/zij de opdracht uit moet voeren?
Voor foto’s van deze dag klik hier